Droom aan de stroom

Om met de camper een boeiende lus te maken in de regio’s Loire-Atlantique en Bretagne heb je niet veel verbeelding nodig. Volg gewoon de eeuwenoude rode draad van fantasie en dromen langs het water van de Mayenne en de Loire en verder langs de Smaragdkust van de Noordzee...

1 Aan de Mayenne: Verbeelding aan de macht

De eerste stroom onderweg is de Mayenne. In Château-Gontier vaar ik met een elektrisch fluisterbootje tussen barrage en bruggen van de stad de trage, brede rivier op en af. Robert Tatin (1902-1983) uit Laval, stroomopwaarts aan de Mayenne gelegen, had er een droom. Na een carrière als bouwondernemer-beeldhouwer-schilder-keramist die zocht naar het buitengewone in het gewone en het vond in Parijs en Zuid-Amerika, wilde hij zich definitief vestigen in zijn geboortestreek. Maar niet om stil te zitten: in Cossé-le-Vivien besteedde hij de laatste 21 jaar van zijn leven aan een totaalkunstwerk. Op het domein richtte hij een museum in van zijn eigen werk, en niet zomaar eentje.

Museumdirecteur Bruno Godiver leidt me door het knusse, organisch vormgegeven huisje dat Tatin opknapte, inrichtte en uitbreidde met zijn jardin des méditations: een symbolisch overladen betonnen tuin met bloemen en een waterpartij. Hij bouwde een zonnepoort met vier muzen en ertegenover een maanpoort, en gaf verschillende culturen weer op bas-reliëfs. Een draak bewaakt het evenwicht tussen goed en kwaad, met een kleine madonna in zijn open muil. Typisch dadaïsme, waar Tatin fan van was, zoals blijkt uit de Ubu Roi tussen de betonnen géants op de oprit naar het huis-annex-museum, met ook jeugdhelden Vercingetorix en Jeanne d’Arc, zinnebeelden van de werkwoorden hebben en zijn, en symbolische uitbeeldingen van zijn artistieke helden, zoals surrealistisch schrijver André Breton, schilder Toulouse-Lautrec of dromer Jules Verne. Omdat de weg afloopt, maakte hij de beelden almaar groter, zodat ze op gelijke hoogte bleven. Mijn bezoek loopt af, ik trek zuidwaarts. Dada, Tatin!

2. Aan de Maine: Kastelen kijken

Angers is een groene stad: niet alleen dicht-bij-de-natuur-groen, maar ook duurzaam-groen, er rijdt een gratis tram. Ze ligt aan de Maine, wat eigenlijk de samenvloeiing is van de Mayenne en de Sarte. Zo’n 8 km ten zuiden van de stad vloeit die op zijn beurt samen met de machtige Loire, die vanuit het oosten richting Nantes stroomt. Dit deel van de Loire kent minder bekende, maar niet minder mooie kastelen: bijzonder is dat ze in privébezit zijn, maar toch te bezoeken zijn.

In Angers zelf kan je niet naast het kasteel te kijken: je botst er zowat tegen als je de stad nadert. Het indrukwekkende middeleeuwse bouwwerk telt liefst 17 torens, die vandaag de Apocalyps bewaken: een uniek 14de-eeuws wandtapijt van ooit 140 m (nu nog 100 m) dat het bijbelboek Apocalyps van Johannes met een actieve verbeelding verstript tot een bonte collectie van ridders, rampspoed en demonen. Overigens, apocalyps betekent niet ‘het einde van de wereld’, want op het eind komt alles goed en wordt de strijd tussen goed en kwaad beslecht door het zegevierende hemelse koninkrijk. Het tapijt was niet zomaar een religieuze boodschap van hoop, maar een staaltje politieke propaganda van Louis I van Anjou. Hij suste zijn door alle onheil van die tijd (hongersnood, pest, 100-jarige oorlog…) getroffen onderdanen: komt wel goed, belastingbetalers!

3. Aan de de Loire: Inspiratie van Jules Verne

Het centrum van Nantes is enkele dagen waard, zeker als je de Ligne Verte afloopt met al zijn bezienswaardigheden en publieke kunstwerken. Maar over het water is Nantes ook de moeite. Met de navibus steken we de Loire over naar Trentemoult. De kleurrijke huisjes met hun terracotta dakpannen doen hier Zuid-Frankrijk beginnen. Sinds Cathérine Deneuve er La Reine Blanche filmde in de jaren ‘60 is het vergeten vissersdorpje veranderd in een hippe hotspot. Met uitzicht op de vergane glorie van de scheepswerven. Al groeien daar tussen de beschermde scheepskranen nu ook kunstateliers en brouwerijen.

De navibus brengt me naar het Île de Nantes. Voorbij de oude Hangar à bananes met onder meer horeca, een kunstgalerij en een educatieve moestuin kom ik uit bij Les Machines de l’Île, duidelijk geïnspireerd op de in Nantes geboren Jules Verne. Wereldberoemd is hun mobiele mechanische olifant, maar je kunt er ook een ritje maken in de fantasierijke zeewezens van de drie verdiepen hoge carrousel Mondes des Marins. Of een kijkje nemen achter de schermen. Momenteel werkt men er aan de Arbre aux Hérons, een reusachtige, dromerige boomconstructie in de jardin extraordinaire in een oude steengroeve op de rechteroever. De hele wijk staat hier in het teken van creativiteit: tussen de kunst- en architectuurhogescholen staan opmerkelijke gebouwen, zoals het Justitiepaleis.

4. Aan de Atlantische kust: Kuifje achterna

70 jaar geleden was het strand van Saint-Marc-sur-Mer het decor van Les Vacances de monsieur Hulot, de meest iconische Franse filmkomedie ooit, mede door de subtiele maatschappijkritiek. Jacques Tati speelde voor het eerst zijn onhandige en wereldvreemde typetje, dat vereeuwigd op de esplanade tuurt naar de Atlantische kust en zijn hotel, dat er nog steeds staat. Enkel zijn pijp ontbreekt, die werd het slachtoffer van souvenirjagers.

Saint-Nazaire heeft meer te bieden dan een badplaats. De stad groeide van vissersdorp tot scheepswerf en dé trans-Atlantische haven. Ook Kuifje vertrok hier voor zijn avontuur met de Inca’s. In het enorme betonnen voormalige duikbotencomplex kun je de Zwaardvis bezoeken, maar ook de Escal’Atlantic, een evocatie van de oversteek. Als passagiers op een van de oceaanstomers die ruim honderd jaar lang uit Saint-Nazaire vertrokken, verkennen we cabines, machinekamer, het dek… We leren over de emigratie naar Amerika en hoe de overtochten almaar onbetaalbaarder werden, vooral voor de lagere klassen. In 1935 kostte een tweedeklasticket 10 dagen salaris, in 1950 51. In 1974 werd de France, de laatste Franse pakketboot, uit de vaart genomen. Vandaag worden in Saint-Nazaire enkel nog luxecruiseschepen gebouwd. 

Niet het ruime sop, maar het binnenland roept. Via het marais van een zoetwatervogelreservaat trek ik nu echt Bretagne in.

5. Aan de Traversée Moderne: De magie van planten en stenen

Ik volg ruwweg de Traversée Moderne d’un Vieux Pays, een fietsroute door het oosten van Bretagne. Met hier en daar een omwegje. Zoals naar de megalietensite van Saint-Just. Vanuit het bezoekerscentrum in het dorp kun je drie wandelparcours combineren in het heideland rond de stille en geheimzinnige getuigen uit een ver verleden. Ze moeten toen nogal een sterke verbeelding gehad hebben om deze staande stenen op te richten. Eerder pragmatische boeren hebben sindsdien flink wat formaties van menhirs vernield, maar er zijn nog stenenrijen en grote exemplaren bewaard, zoals les demoiselles de Cojoux, volgens de legende versteende meisjes die liever gingen dansen dan naar de mis te gaan. Ze trekken na duizenden jaren nog raar volk. Een man omhelst de stenen, overtuigd van een kracht die ze uitstralen. Wie nog wat kracht in de benen heeft, kan het rotsplateau afdalen en iets verderop naar de indrukwekkende dolmen van Tréal gaan.

Van de stenen naar Yves Rocher en zijn al even ongrijpbaar heilzame zalfjes en andere plantaardige beautyproducten. In het nabije La Gacilly staat het geboortehuis van de stichter van het cosmeticabedrijf. Vanuit het Bretoense plaatsje, waar hij 46 jaar burgemeester was, veroverde hij de wereld. In het Maison Yves Rocher, stemmig aan een barrage op de Aff gelegen, kun je een zintuiglijke expo bekijken die verhaalt hoe het merk niet enkel naar de weldaden van de planten, maar ook naar de wensen van de vrouwen zelf luistert. PR voor het merk, uiteraard, maar botanisch boeiend. La Gacilly is ook de moeite van een stop waard voor het jaarlijkse internationale fotofestival, dat het hele dorp inneemt met openluchtexpo’s. Door de verkeersvrije straten is het er prettig struinen.

Nog rustiger is het op de wegen door Brocéliande, het oerbos in het hart van Haute-Bretagne. Iets levendiger is de Bretoense hoofdstad Rennes, waar nog veel middeleeuwse gevels en een stadspoort zijn bewaard. Het Bretoense parlement is protserig, maar in het centrum dwaal je door gezellige straatjes. Iets verderop vind je weer die typisch Franse rechtgetrokken boulevards, ook met veel winkeltjes en horeca. 

Ik ben meer gecharmeerd door Dinan, een aantrekkelijk omwald stadje met indrukwekkende muren en torens, en een kasteelmuseum in de grootste donjon. Parkeren is er geen sinecure: er zijn veel toeristen en voor campers is er geen plek. Achter het station is een gratis parking, maar zoals zo vaak in Frankrijk worden campers er geweerd met een 2 m hoge barrière. Dus ik zet me wat verder en trek met de fiets de stad in. Ook hier veel middeleeuwse huizen, zoals in Rennes, maar het is er veel aangenamer op de autoverkeersvrije kasseistraten. Via een verrassend steile afdaling kom ik aan het haventje aan de rivier Rance. De pas vernieuwde kaaien staan vol gezellige terrassen. Dinan is veel meer op mensenmaat dan mijn volgende bestemming.

6. Aan de Smaragdenkust: Bretoense beelden

Saint-Malo is een echte toeristenval. De cruiseschepen in de haven zijn er niet vreemd aan. Het is over de koppen lopen. Dan maar liever over de wallen of over het strand. Dat heeft Saint-Malo voor op Dinan: de zee, die prachtig smaragdgroen schittert in de zon. Het is eb en dus kan ik naar Grand-Bé stappen, het eilandje voor de kust met het zonevreemde graf van de aristocratische schrijver Chateaubriand.

Al net zo opmerkelijk in het ruwe kustlandschap zijn de gebeeldhouwde rotsen van Rothéneuf, op 5 km van Saint-Malo. Alsof hier een verdwenen beschaving aan de slag is geweest, zijn in de grillige rotsen allerlei koppen en monsters te onderscheiden. Dit was echter de speeltuin van abbé Fouré, een priester met te veel vrije tijd, die tussen 1894 en 1907 zo’n 300 figuren uit het graniet beitelde, meestal geënt op de actualiteit (de Boerenoorlog, de kolonies), maar ook op legendarische Bretoense heiligen. Ooit waren de figuren beschilderd, maar vandaag zijn ze zodanig verweerd dat gevreesd wordt dat er over enkele tientallen jaren niets meer van te zien zal zijn.

Richting Mont-Saint-Michel sluiten we onze doorsteek van Bretagne af met Dol-de-Bretagne: deze petite ville de charme heeft een grand rue met oude huizen en een overdekte bio-marché met lokale artisans. Maar neem ook eens een kijkje daarachter, op de promenade des remparts, waar een flinke muur en torens te zien zijn uit de tijd dat Dol nog een belangrijk verdedigingsbolwerk was tegen het naburige Frankrijk. Vanaf de 9de eeuw was het zelfs driehonderd jaar lang de religieuze hoofdstad van Bretagne. In CathédralOscope, een museum over kathedralenbouw, verneem je er meer over, en over de technieken, ambachten of de beeldspraak in de middeleeuwse kerk, zoals in het nog originele 13de-eeuwse glasraam van de nabije, flink uit de kluiten gewassen kathedraal. Ik verbeeld het me niet: ik ben dol op Bretagne.

Zelf deze magische regio ontdekken? Alle praktische informatie vind je terug in de online Reiswijzer op pasar.be

4 x gastronomisch

  1. Chateaubriand: de sappige rundsbiefstuk uit de malse lende van het rund is volgens de Larousse gastronomique vernoemd naar de 19de-eeuwse Bretoense schrijver-politicus Chateaubriand, wiens kok in 1822 voor het eerst runderhaas à la Chateaubriand grilde. De benaming komt echter allicht van de stad Châteaubriant, in de Loire-Atlantique, gekend voor zijn runderen. Toch is er een link met de dichter: een voorvader heeft in de 11de eeuw de (toen nog Bretoense) stad gesticht.
  2. Cider: in Bretagne drink je appelwijn bij je pannenkoeken. Het gefermenteerde appelsap moet minstens drie maanden gisten, maar rijpt soms nog jaren op vat.
  3. Muscadet: deze droge witte wijn is typisch voor het pays Nantais rond Nantes en wordt gemaakt op basis van de koudebestendige druif Melon de Bourgogne.
  4. Oesters: Le Vivier-sur-Mer aan de Smaragdkust is hét mosselcentrum van Frankrijk, met een productie van zo’n 10.000 ton per jaar. De mosselen worden gekweekt op palen (moules de bouchot). Iets verderop is Cancale dan weer gespecialiseerd in oesters. Bij het tegen de steil aflopende kust gelegen vissersplaatsje liggen in de baai van Mont-Saint-Michel 340 ha oestervelden, goed voor 1000 ton plates en 5000 ton creuses. De op roosters gekweekte oesters zijn uitgebreid te proeven in de stalletjes op de dijk.

3 x fietsen langs het water

  1. Velo Francette       

    Waar? Van de Normandische kust (bij Caen) tot de Atlantische kust (La Rochelle), grotendeels langs rivieren, dus vlak. Wij reden langs de Mayenne vanuit Saint-Jean-sur-Mayenne naar Laval, en van village de charme Grez-Neuville tot net voor Angers.
    Hoe? Op de brede, rustige fietspaden – meestal onverhard of gravel – is het prettig fietsen. De weg is goed bewegwijzerd.
    Leuk: het Île Saint-Aubin, vlak voor Angers, is een poldereiland dat in de winter onder water staat. Het is enkel voor fietsers en tractors bereikbaar met een ponton.

    lavelofrancette.com
     

  2. EuroVelo 4 Vélomaritime

    Waar? EuroVelo 4 loopt van Bretagne langs de Belgische kust tot Kiev (5100 km). De 1500 km in Frankrijk gaat van Roscoff tot Duinkerke. Wij reden van Le Vivier-sur-Mer naar Cancale langs de Smaragdkust.
    Hoe? Een van de weg gescheiden pad langs de brede gras- en modderstrook die het land scheidt van de zee.
    Leuk: langs de baai heb je voortdurend zicht op de Mont-Saint-Michel.

    lavelomaritime.nl
     

  3. Traversée Moderne d’un Vieux Pays
    Waar?  Fiets- (of auto)route in etappes langs de Loire en door Haute-Bretagne. Van Nantes tot Mont-Saint-Michel, via Saint-Nazaire, Rennes en Saint-Malo (512 km)

    voyage-en-bretagne.com

Gepubliceerd op zaterdag, juli 1, 2023 door Koen Driessens

Delen