De groene kant van Brussel

Het land van Bruegel en Lambiek is geliefd bij dagjesmensen, die er graag met de fiets over de rustige, glooiende wegen trekken. Een mooie bestemming om met de camper aan te doen en de fietsen uit de garage of van het fietsrek te halen. Campertijd stelde een tocht van 60 km voor je samen, die tal van aardige stopplaatsen in het Pajottenland aandoet.

Het kerkplein van Sint-Katharina-Lombeek is een goed vertrekpunt. Vlak bij de E40, dus je hoeft geen onnodige autokilometers door het Pajottenland te rijden, en met een ruime parking rond de kerk waar je je fietsen kan afladen. Rondom liggen enkele herbergen waar je na afloop op een terras een lekkere verfrissing kan bestellen.

Voorbij de spoorweg gooit het Pajottenland meteen al zijn troeven op tafel. Kronkelende landwegen lijken over een groene golfplaat te slingeren. De hoofdkleur is er groen en het zicht reikt soms aardig ver. Dorpen zijn zoals een dorp hoort te zijn: een groepje huizen rond een kerk in plaats van een eindeloos lint van bebouwing. De route huppelt van de ene miniatuurvallei naar de andere. Beneden kabbelt water, vaak niet breder dan een gracht. Dit welvende landschap vraagt voortdurend om een tandje vooruit of terug te schakelen. Een enkeling zal wel op karakter en zónder schakelen boven raken (de hellingen zijn nooit erg lang of steil), maar met een totale afstand van 60 km wordt doseren vandaag toch de beste tactiek. Je weet immers niet wat er nog volgen zal.

Afgelegen hoogtepunten

Voorbij Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek is het al van dat. Er volgt een klim die maar blijft gaan. Asfalt wordt kassei en dan verhard zand. Wanneer er zich hoog op een berm molenwieken tegen het uitspansel aftekenen, is deze kleine krachtmeting met de zwaartekracht voorbij. Je hebt een heuvelkruin met de eenzame Zepposmolen op de top bereikt. De molen is genoemd naar kapitein Zeppos, omdat hij vaak te zien was in de gelijknamige populaire tv-jeugdserie uit de jaren 1960. De Hertboommolen, zoals hij officieel heet, heeft nog wel een handvol andere namen, die onder meer verwijzen naar moorden die er midden 18de en begin 20ste eeuw gepleegd werden. (Lees er alles over op molenechos.org.) Laten wij de molen dus maar naar die olijke kapitein noemen.

Ook verderop valt op dat bezienswaardigheden hier vaak heel eenzaam in het landschap liggen. De typisch Pajotse herberg Den Haas bijvoorbeeld. Die is alleen te bereiken via een doodlopend wegje, nauwelijks zo breed als een auto. De Woestijnkapel ligt vervolgens verdoken tussen fruitbomen bij een holle weg. De witgekalkte kapel was in de middeleeuwen een etappeplaats voor bedevaarders naar Compostela. Uit de wind op het bankje tegen de muur is het nu heerlijk uitrusten. Passeer je er in het juiste seizoen, dan hoef je maar je arm te strekken om een rijpe appel te plukken. Niet ver van de kapel wijst een wegwijzer je de weg naar een boerderij waar je een hoorntje vers schepijs kan kopen. Dat na 15 km je suikerspiegel vast nog op peil is, mag je wel even door de vingers zien. IJs van verse melk van de koe, dáár gaat het om.

Elegante buitenverblijven

De heuvel die je vervolgens ziet, is de Kesterheide. Hij rondt net de kaap van de 100 m. Je hebt er een uitzicht dat tot Brussel reikt. Beneden aan de Kesterheide ligt Leerbeek. In dit dorp leven tot vandaag enkele families van stevenisten. De pastoor van het dorp was een aanhanger van die strekking van strenge katholieken die zich in 1801 afzette tegen een concordaat van de kerk met Napoleon. Nog steeds hebben de volgelingen hun eigen rituelen bij het beleven van hun godsdienst. In de openbaarheid treden ze daar niet mee. Alleen God ziet hen. In Leerbeek passeer je hun kapel. Enkele grote hoeves in het ommeland vormden de bakermat van deze Leerbeekse stevenisten.

Gaasbeek is een dorp dat zich de bewonderende blikken wél laat welgevallen. Het dorpsplein is al charmant, maar het elegante kasteel van Gaasbeek verderop slaat alles. Ook als je het interessante interieur niet bezoekt – je trekt daar het best minstens een uur voor uit – word je getroffen door de sierlijkheid van het binnenplein en het glooiende park rondom. Aan de overzijde van de straat is Groenenberg een ander kasteeldomein met bossen en weiden. Het valt op dat hoe meer we in de richting van Brussel opschuiven, hoe meer van deze vroegere buitenverblijven van de rijke Brusselse bourgeoisie opduiken.

De tocht is bij het kasteel van Gaasbeek over de helft, dus de riem mag er even af. Tegenover het domein liggen enkele herbergen waar je de streekgastronomie kan proeven.

Strelen langs Brussel

De vlucht naar de groene rand is dus niet nieuw. Zelfs Pieter Bruegel trok zich graag terug in het Pajottenland, nadat hij zich in Brussel vestigde. Op een paar van zijn bekendere schilderijen staat deze streek afgebeeld. Beroemd is het schilderachtige kerkje van Sint-Anna-Pede, dat meermaals op zijn doeken opduikt. Voorbij knooppunt 20  streel je langs het gehucht. De kerk ligt wat naar links en is een ommetje waard. Net zoals wij vandaag was Bruegel in de 16de eeuw aangenaam verrast door de bruuske overgang van stad naar platteland. Op de heuvelruggen zien we hier en daar panorama’s waarbij je met het blote oog gemakkelijk het Brusselse Justitiepaleis en de basiliek van Koekelberg herkent. En dat terwijl je ondertussen zelf door de meest landelijke straatjes van Vlaanderen lijkt te fietsen, tussen moestuinen en boomgaarden, langs weiden met blatende schapen en Brabantse trekpaarden.

De klim naar Itterbeek is de laatste zware helling van de dag. Ook de kinderkopjes in het dorpscentrum zijn de laatste die we onder de banden krijgen. In Dilbeek wordt het even drukker. Je rijdt voorbij enkele oude geuzebrouwerijen en daalt dan in volle vaart af naar Sint-Martens-Bodegem. Onderweg trap je door enkele villawijken. Uiteindelijk bereik je verborgen in een bosje het private kasteel Terlinden. Het kerkplein van Sint-Katharina-Lombeek is dan niet veraf meer. Die Lambiek heb je nu wel verdiend.

Gepubliceerd op woensdag, januari 27, 2021 door Gunter Hauspie

Delen