Bloesems kijken in Haspengouw

In het voorjaar trekt Haspengouw meer bezoekers dan anders. Toch is de streek een wandel- en fietsland voor alle seizoenen. De zoete buik van Limburg verleidt met een welvend land van boomgaarden, kastelen en kabbelend water.

We combineren de mooiste stroken van de Grote Routepaden 564 en 128 tot een wandeltweedaagse. In Gelinden (Sint-Truiden) volgen we de oever van de Herk richting Mettekoven (Heers). Dat is een dorp waar men het leven niet nodeloos ingewikkeld maakt. Een bord vertelt dat de beek bij het binnenwandelen van het dorp gewoon Beek heet. Het grootste huis van het dorp is uiteraard de pastorij, naast de kerk. Een robuuste vierkantshoeve palmt ongeveer de helft van de dorpskern in.

Twee stappen verder wacht de grote leegte. Over een bonkig kasseispoor hijst de Bergstraat (logisch toch?) ons een heuvelkam op – de vallei van de Beek is dieper dan gedacht. Boven komen we uit op een kruispunt van wandelwegen. Honderd meter ten oosten van de heuveltop herinnert de Tjenneboom aan de brandstapel voor een (echte?) heks. In de zeventiende eeuw werd Tjenne Machiels van ‘kwaaie daden’ beschuldigd. Was ze onschuldig, dan zou de vuurgloed haar niet verteren. Maar ze brandde. Een échte heks dus. Ook de rechtspraak was in Mettekoven niet nodeloos ingewikkeld.

Vanop de bijna honderd meter hoge heuvel tellen we elf kerktorens in het decor. De meest opvallende is die van Borgloon. Het fruitstadje ligt te zonnen op zijn heuvel. Daar moeten we nu naartoe. Door uitgestrekte, bloeiende boomgaarden dalen we tot in Gotem. We wippen er opnieuw de Herk over. Kasteel Hulsberg staat eenzaam op een heuvel te pronken. Een hoogstamboomgaard houdt zich nog kwiek overeind in de groene weiden rond het kasteel. Lammetjes zetten hun eerste onzekere stappen in het hoge gras onder de kerselaars.

Heren en zusters

Borgloon was ooit een versterkte stad. Maar vandaag loodst de GR 564 ons langs smalle kerkwegels haast ongemerkt tot in het kleine, maar mooie historische centrum. De Loonse inwoners boffen dat we zonder kwade bedoelingen gekomen zijn. Vlak bij de kerk ligt de 118 meter hoge burchtheuvel. Ooit de uitvalsbasis van de heren van Loon, het graafschap dat tot de Franse Revolutie zowat samenviel met de provincie Limburg. Van de burcht staan geen twee stenen meer op elkaar. In onbruik geraakte bouwwerken werden in vroeger tijden doorgaans als steengroeve beschouwd. Nu staan er enkele zitbanken, die je al luierend van het weidse panorama op zuidelijk Haspengouw laten genieten.

We wandelen opnieuw naar de bloesemende buiten. We steken nu de denkbeeldige grens van Droog Haspengouw met Vochtig Haspengouw over. Geen paniek, dit ‘vochtig’ heeft niets met een nat microklimaat te maken. Het wijst enkel op het hoge aantal bronnen en beken die het landschap hier dooraderen en het zo verleidelijk doen welven.

Even duiken we de diepe bedding van een verlaten spoorweg in en bereiken dan de toegangspoort van de cisterciënzerinnenabdij Mariënlof (ook de abdij van Colen genoemd). Op het stille binnenplein lijkt alle drukte mijlenver weg. In een zijgebouw geven de zusters een overzicht van de fruitgeschiedenis van de streek. Er worden wat landbouwalaam en veilinginstrumenten uitgestald. En er zijn sapjes te koop.

Buiten de abdijmuren zet de GR 564 zijn pad jojo-gewijs verder. Dat brengt ons naar het panoramadorp Kerniel. De vergezichten vanuit dit piepkleine dorp zijn van uitmuntende kwaliteit. Onze aardrijkskundige kennis van Vlaanderen gaat er ondertussen met rasse schreden op vooruit. Het dorp Vrolingen (Wellen) krijgt de vermelding van meest optimistisch klinkende naam van de dag. En verderop overtreft Herten zelfs Veulen in diervriendelijkheid. Op een steenworp van de dorpskern van Wellen staan we opnieuw aan de oever van de Herk. De beek is er aangezwollen tot een kleine rivier.

Romeinen en lekkernijen

De volgende dag zetten we onze wandeling verder aan de kapel van Helshoven, een gehucht van Hoepertingen (Borgloon). We kiezen er het spoor van de GR 128 richting Tongeren. Die volgt in de eerste kilometers het traject van de Romeinse Kassei. Zo heet er de Romeinse heirbaan die in het begin van onze jaartelling Bavay met Keulen verbond. Eeuwenlang was dit een soort E40 avant la lettre. De Romeinse Kassei doorkruist een zee van boomgaarden. Romeinen hadden de gewoonte om hun wegen op de kam van een heuvel aan te leggen. Dat was veiliger. Zo hadden ze een beter zicht op het reilen en zeilen in de omgeving. Dat maakt er vandaag een mooie panoramaweg van, die alleen nog door fruittelers wordt gebruikt. Ander gemotoriseerd verkeer is er verboden. Maar vroeger was dat anders. In zijn hoogdagen leed de heirbaan aan lintbebouwing op zijn Romeins. Opgravingen tonen dat er elke kilometer wel een villa stond.

We bereiken het kruispunt bij de Tjenneboom waar we gisteren ook al passeerden. Daar blijven we de heirbaan volgen richting Tongeren. Dan buigt de GR 128 af naar Heks (Heers), niet zo genoemd ter ere van Tjenne, maar allicht een verbastering van het woord ‘heg’. Door holle wegen bereiken we net niet het bekende kasteel met rozentuin in dit onooglijke dorp. Maar het is slechts even een ommetje naar de ingang van het domein. Vanaf Groot-Loon loopt het pad door de vallei van de Marmelbeek en de groene omgeving van Piringen naar de stadsrand van Tongeren. Zo ver gaan we echter niet. We stappen terug naar Borgloon, waar we genieten van een welverdiend Binkbier en van appeltaart met ijs en Loonse stroop. Ook voor hun lekkernijen zoeken ze het hier niet te ver.

www.toerismehaspengouw.be

Gepubliceerd op woensdag, februari 3, 2021 door Gunter Hauspie

Delen